Deze website met internetadres http://www.pfizerpro.nl en alle hierop vermelde informatie is uitsluitend gericht op inwoners van Nederland.
Menu
Close
Infectiepreventie en -behandeling: is het een één-tweetje voor eerste- en tweedelijnszorg? Artsmicrobioloog dr. Jean-Luc Murk (Elisabeth-TweeSteden ziekenhuis, Tilburg) en kaderhuisarts hart- en vaatzieken/huisarts Andrew Oostindjer (Oldenzaal) buigen zich in de podcast ‘‘Infectieziekten en de eerste- en tweedelijnszorg’ (Pfizer Nascholingen) over de vraag hoe goede infectiezorg vorm kan worden gegeven. Daarbij staat één ding als een paal boven water: “Je moet samen zoeken naar oplossingen.”
“Infectiepreventie wordt in de eerste lijn gereguleerd door richtlijnen”, aldus Oostindjer. In de huisartsenpraktijk vormen bijvoorbeeld kleine ingrepen, brandwonden en decubitus een potentieel infectiegevaar. Murk ziet het voorkomen van de verspreiding van ziekteverwekkers als een beleidsmatige zaak. “Het ziekenhuis vormt – dankzij de populatie van vaak ernstig zieke patiënten en gedeelde ruimtes en materialen – een heel hoog risicogebied voor de verspreiding van pathogenen.” De gemene deler (‘een belangrijke schakel bij de verspreiding van infectieziekten’) voor zowel de eerste als tweede lijn is de relatie tussen patiënt en zorgprofessional.
* WHO classifications = mild disease, moderate disease, severe disease, critical disease.
ARDS: acute respiratory distress syndrome, ECMO: extracorporeal mechanical oxygenation, IDSA: Infectious Diseases Society of America, NIH: National Institutes of Health, MIS-C: multisystem inflammatory syndrome in children, PaO2/FiO2: ratio of arterial partial pressure of oxygen to fraction of inspired oxygen, SpO2: oxygen saturation, WHO: World Health Organization
Oostindjer ziet in zijn dagelijkse praktijk voornamelijk infecties met virussen en bacteriën en schimmels (op de huid en voet). Parasieten en protozoa zijn een stuk zeldzamer. Verwijzing naar de tweede lijn vindt doorgaans plaats als het ziektebeeld niet duidelijk is, informatie bij de uitslag ontbreekt en bij een dusdanig resistente bacterie dat de behandelopties voor de huisarts beperkt of onbekend zijn. “Eén van de leerpunten die we tijdens COVID-19-pandemie al snel onder de knie kregen, is samenwerken tussen de eerste en tweede lijn”, stelt Oostindjer. Murk denkt dat door de pandemie de arts-microbioloog an sich iets meer bekendheid heeft verworven dan bij huisartsen. Sindsdien worden ze door de eerste lijn vaker geconsulteerd, zo stelt hij.
“Maar het mag vaker, want er is altijd een arts-microbioloog beschikbaar.” Hij denkt dat zijn eigen beroepsgroep zich misschien wel wat duidelijker op de kaart kan zetten. Hij illustreert dit aan de hand van het voorbeeld hoe om te gaan met een patiënt met een MRSA-bacterie. “In een huisartsenpraktijk is dat eigenlijk veel minder problematisch dan in een ziekenhuis. Het verspreidingsrisico is in de eerste lijn namelijk een stuk minder dan in de ziekenhuissetting. Dat moeten wij als arts-microbioloog echter wel goed uitleggen, om misverstanden te komen.”
COVID-19 is een soort griep+ geworden, en testen is lastiger, aldus Oostindjer. Murk vindt dat er in de eerste lijn sowieso te weinig getest wordt. “Drempels zijn bijvoorbeeld het eigen risico van de patiënt. Voor de huisarts maakt het misschien niet zo veel uit of het COVID-19, influenza of iets anders is. Maar wil je iemand antivirale middelen geven, dan moet je wel weten of er inderdaad sprake is van bijvoorbeeld COVID-19.” De antigeen thuistesten zijn wat dat betreft nog steeds handig, vindt hij. “Daarmee kunnen mensen zelf kijken of ze het hebben. Voor een zeer kwetsbare patiënt zou dat een overweging kunnen zijn.” Oostindjer is het daarmee eens.
“Drempels zijn bijvoorbeeld het eigen risico van de patiënt. Voor de huisarts maakt het misschien niet zo veel uit of het COVID-19, influenza of iets anders is. Maar wil je iemand antivirale middelen geven, dan moet je wel weten of er inderdaad sprake is van bijvoorbeeld COVID-19.”
Hij ziet het echter niet als zijn rol om patiënten actief aan te zetten tot testen. “De gemiddelde patiënt gaat dat volgens mij ook niet doen.” Murk antwoordt dat het ook niet nodig is dat iedereen test. Maar voor degenen bij wie het wel relevant is, moet de drempel laag zijn. Hij wijst erop dat de meeste mensen al ≥ 1 keer een COVID-19- infectie gehad hebben en gevaccineerd zijn. Voor hoogrisicopatiënten zoals mensen met COPD, diabetes en fors overgewicht zou het echter handig zijn als ze thuis testen hebben liggen. Ook de huisartsenpraktijk zou een voorraadje op de plank moeten hebben, just in case.
Als het gaat om follow-up van patiënten zijn er duidelijke verschillen tussen huisarts en artsmicrobioloog. Oostindjer: “Tegenwoordig kunnen patiënten een saturatiemeter thuis krijgen. Zij bellen de uitslagen door aan ons en kunnen op deze manier goed gemonitord worden. Zo kun je een beetje zicht houden op je patiënt, óók op afstand.”
Murk daarentegen doet eigenlijk weinig follow-up. “Wij zitten helemaal vooraan in het proces, en stellen vast om welk pathogeen het gaat. Behandeling laten we over aan anderen. Mensen die ernstig ziek worden van een COVID-19-infectie hebben vaak onderliggende problematiek en zijn daarom al bekend bij een specialist.” Dat is volgens Oostindjer echter zeker niet altijd het geval. “Dit geldt eigenlijk vooral voor de COPD-patiënt die doorgaans bekend is bij de longarts. Patiënten met alleen flink overgewicht of diabetes type 2 zijn niet per se bekend in de tweede lijn. Daar ligt zeker een taak voor ons als eerstelijnszorgverleners. Wij moeten daar aandacht voor hebben.”
“Wij hebben tijdens de COVID-19-pandemie geleerd goed samen te werken, voornamelijk met de longarts”, vertelt Oostindjer. “Mocht er opnieuw een pandemie komen – waarschijnlijk weer een luchtweginfectie – dan worden die lijnen weer opgepakt.” Murk merkt dat hij en zijn collegae vooral ad hoc worden gebeld over patiënten maar niet over beleidsmatige zaken zoals infectiepreventie in de huisartsenpraktijk of over infectieziekten waar men in de eerste lijn mee in aanraking komt. “Voor de versterking tussen de eerste en tweede lijn is het belangrijk dat de huisarts bewust kiest voor een laboratorium met voldoende arts-microbiologen.
Meedenken over beleidsmatige zaken vind ik een belangrijke kwaliteitsfactor in deze versterking. Dat kunnen adviezen zijn of bijvoorbeeld even contact met de huisarts als de uitslag niet geheel duidelijk is.” Oostindjer doet dat laatste al geregeld, zo stelt hij. “Ik bel de arts-microbioloog als ik niet met de antibiotica uit de voeten kan.” Verder gaat het contact eigenlijk niet. Murk denkt dat er veel meer uit te halen valt. “Ik kijk zelf niet naar infectiepreventie, maar het is absoluut mogelijk om vanuit het ziekenhuis infectiepreventiedeskundigen in te schakelen. Dan komt er iemand langs die systematisch alles naloopt in je praktijk en adviezen geeft. Dat zijn de mogelijkheden die je krijgt als je de relatie met de arts-microbioloog versterkt.”
Kans op corona-infectie twee keer zo klein na najaarsprik 2023 | RIVM
Coronaprik | Vaccinatie tegen het coronavirus | Rijksoverheid.nl
Wilt u een bijwerking melden? Ga dan naar de 'Bijwerkingen melden' pagina en klik vervolgens op u van toepassing zijnde button.
De informatie die op deze website wordt aangeboden is uitsluitend bedoeld voor zorgverleners in Nederland. Bent u geen zorgverlener, maar patiënt of consument, ga dan naar www.pfizer.nl.
2024 Pfizer© Alle rechten voorbehouden.